Poëzie

Vier uur en zondagnamiddag.
Misschien bijna voorjaar, misschien
zijn de wilgenkatjes te zien
aan dezelfde tak die ik zag
toen ik een knaap was van tien.

(Ik zat in de tuin bij de haag
roerloos gehurkt aan de sloot.
Op het water van liggend lood
zonder verloop draaide traag
de kleine papieren boot

met versregels vol die ik schreef,
een toegevouwen gedicht
naar nergens en niemand gericht
dat op het oppervlak dreef
tot het wegzonk uit mijn gezicht.)

Zondagnamiddag vandaag,
de tuin en de sloot en de haag
en de wilgenkatjes. Ik zie
onveranderlijk poëzie.

Uit: "En het dorp zal duren "