Vlierboom

Ik weet nog hoe de vlierboom was, veel ouder
dan mensen mogen worden en vertrouwder
met ritselingen rakelings langs mijn schouder

tussen zijn zwarte bessen neerwaarts (ingehouden
de voeten halfweegs naar het huis der ouders)
vol groene vleugels die zich openvouwen

tot holten waarin vogels nesten bouwden
en kevertjes als aan vliesdunne touwtjes
elkander op en neer gezelschap houden,

zijn judasoren open naar een louter
langzaam gerucht van regen uit het blauwe
en naar de prikkelingen van de eerste koude.

Uit: "De overoever "