Twee kinderen

Het kind dat mij aankeek geleek
op een ander kind jaren geleden,
het opent de mond als ik spreek
en glimlacht voorzichtig bleek
gelijk ik het doe zonder reden,

het stond op de tempeltree
waar ik rechtop sedert uren
de zuilen zag, diep benee
de wind vernam overzee
en vlakbij de golven die duren.

Ik ging weg en het kind was weg
plotseling geruisloos verdwenen
al ergens anders terecht.
Alleen de tempel was echt
van onverlegbare stenen.

Uit: "De overoever "