Bruegel

De apen van Bruegel die ik zag,
de ruiende jongen, de toren van Babel,
de vlijmscherpe ploeg misschien.
Achter hem het dubbele paard
de toornige bonke boer
met het immense zeevlak errond
of de hemel die is zonder einde
en zonder begin.

Uit: "Nagelaten gedichten"