Geluk

De maan vannacht scheen mij een sneeuwen bloem
en geurloos bloeiend in het park der sterrren.
Gelukkig hart, uw leeftocht reikt nog verder,
sprak ik mijzelve zonder tweedracht toe.

En door het raam deed ik, tot haar gericht,
langzaam en lachende mijn reverentie
die zij aanvaardde en weerzond, met clementie
mijn kamer zettend in een hoos van licht.

Uit: "Het land der mensen "