Vergilius Poeta

Alwat gij zegt bestáát. Dáárom. Dáárdoor.
Gij spreekt de woorden van de schepping voor
en doet de dingen worden:
vogels van klei krijgen een vleugelpaar
een ster van aarde schittert wonderbaar
chaos verkeert in orde.

Alwat gij zingt bestáát. De dageraad
ontwerpt gij innig en de honigraat,
de wind, de hagewinde
wanneer uw mond de letters vormt begint
van hier de dag de honig en de wind
en draait de hagewinde.

Alwat gij ziet bestáát. De wijngaard ligt
gelijk een legertroep in rij gericht
met glanzende banieren
terwijl de verzen uit uw hart vandaan
metrisch gehamerd door uw vingers gaan
en voor de toekomst duren.

Uit: "Nagelaten gedichten "