Boer

Het land achter mijn rug laat mij niet los,
geknield en neergekropen liefgekregen.
Zijn kruinen ruisen als een nacht vol regen
geruchten huiswaarts uit een oeroud bos.

De dag gebeurt niet anders dan altijd.
Achter mijn rug laat het oprechte koren
zijn klagende kabouterstemmen horen
terwijl het ijzer door de stengels bijt.

De levensjaren worden vliegensvlug
in een gebaar van bundelen en bukken
tezaamgebonden op de lege stukken
van het geduldig land achter mijn rug.

Uit: "Ik adem mijn eigen aarde "