Kermis op Koudenborm

Aan Vieillards stond één ronde paardenmolen
die innig krakend werd in gang gelopen,
één kraam ook waar je alle zoets kon kopen
waarrond wij gretig kwamen samenscholen.

In de geharkte voortuin achter hagen
tegen de straatzij zaten ooms en tanten,
het middagmaal voorbij met lege handen
in onbeweegbaar zondags welbehagen.

Sigaren, koffie. Rustige gesprekken
over geringe vriendelijke dingen
die door de hal van het geheugen gingen
en echo's van vertedering verwekten.

De doffe klappen op de bolbaan, kreten
van bijval en kritiek bij de omstanders.
De dag verging en geurde gelijk anders
en werd terwijl wij toekeken verleden.

De paardenmolen deinde en kriepte, geuren
van ijsmunt en kaneel uit de bokalen
en kinderstemmen die zichzelf herhalen
namen traag afscheid in de open deuren.

Uit: "En het dorp zal duren "