Boomgaard

De boomgaard die mijn vader had geplant
heeft afgedaan. De molm zit in zijn takken
er kruipen kakkerlakken op en slakken,
zijn stam wordt in het vruchthout aangerand.

Nog bloeit hij, maar de bloesem is verschraald,
de appels die op zijn getakt verschijnen
worden met ieder jaar een ietsje kleiner
en zijn enkel nog afval voor de vaalt.

Ik denk vaak aan die boomgaard uit mijn jeugd,
ik liep onder gewelven van een broze
oneindigheid in hevig wit en rose
die mij vandaag als bijna pijn nog heugt.

Uit: "Het oudste geluk "