Het land van later 2

In kleine holten halvelings de regen
gevallen en gestold en slik geworden.
Puin door de kruinen naar benee geworpen
of losgebroken uit de struikgewassen
draait overweer over het wiel der plassen.
De vlimmen van bewegelijke varens
al rakelings tot aan het pad genaderd.

De kevers ondergronds, de gladde torren
in kokers van hol hout en riet verborgen
tot aan de inval van het licht van morgen.

Uit: "Dorp zonder ouders "