Luchtreis 1
Gedragen waterpas de branding door
van hoeveel ademhalende motoren
waarin wij de muziek der sferen horen,-
de aarde al vergeten en teloor,-
voorbij de vogelhoogte in een spoor
van wolken opgestapeld tot een toren
een telkens toegedekte doorgang boren
een grot van vliegend schuim in, in mijn oor
het unisone monotone koor
dat mij niet kan ontstellen of verstoren,
gewichtloos aan een wereld toebehoren
die ik van eeuwen eerder in mij hoor.
Uit: "Apostel na de Twaalf "