De engel
Vanmorgen toen ik wakker werd, een dag
als alle vele, zag ik in het witte
melaatse licht opeens de engel zitten
waar die op mijn ontwaken had gewacht.
Keek mij niet aan. Hield zijn ovaal gezicht
dat geen gezicht was maar een plek van klaarte
waarin de ogen zelfs niet zichtbaar waren
op iets dat in de diepte lag gericht.
Ik wist wat hij bedoelde, wie hij was.
Hij was de bode die mij zonder spreken
telkens een zachte aanwenk geeft, een teken
dalwaarts de laatste
ligplaats in het gras.
Uit: "De Vlinderboom"