Nacht
De nanacht is van glas, brekelijk teder
met licht dat enkel in de dingen zit.
Op ooghoogte begint een tweede wereld
van sterren in een duizelend gelid.
Wat kunnen wij méér doen dan zwijgend kijken
hoe zij de Melkweg vormen, 't Grote Paard,
Orion, Sirius, de Ossendrijver
en somtijds een komeet met vuren staart.
De hemel laait en wordt voortdurend groter.
Wij blijven dwergen hier gebonden aan
een kleine plek en zonder ander uitzicht
dan hemelwaarts, - waar de gesternten staan.
Uit: "Buitengaats"