Woudduif

De bolle vederbos, de vleugelstaart
beschutten haar tegen te plotse koude
die opwaait bij haar vlucht over de wouden.

De sparrentoppen antwoorden bedaard
met nauwelijks geruchten van bewegen
hout tegen hout, elkander wiegend tegen.

Soms daalt zij draaiend naar beneden, naar
't vertrouwde plekje op de bruine bodem
waar zij haar voedsel ophaalt uit de zoden

en uit tezaamgevoegde takjes haar
wanstaltig nest heeft, met de gloor van eiers, -
de voorboden van vrolijkers en blijers.

Uit: "Hout op snee "