Romeinse morgen 1
Een zondagmorgen voor de stad ontwaakt
uit het plezierige rumoer van regen,
de lucht een schilderij van losse vegen
vaalroos en vermiljoen met haast gemaakt,
de stoeltjes in de parken bij elkaar
de parasols matglanzend toegevouwen,
de kleine vijver een palet van blauwen
brutaal verbroken door het zwanenpaar,
de bomen met vernis op ieder blad
hangen vol spiegeltjes die bij licht waaien
naar alle kanten kantelen en draaien,
de vogels afgeborsteld na het bad
luidruchtig bezig met gelaafde bek,
en op zijn obligate kuierrondje
gekoesterd en gekapt het okeren hondje,
het lange leidsel om de lange nek.
Uit: "De overoever "