Nacht
Nachtwind beweegt de toegevouwen kelken
van slaaploos hoge tulpen in de tuin,
de rozen, kort voor zij weldra verwelken,
knikken gehoorzaam ja en nee met elke
beweging van de bries die uit de kruin
der appelbomen daalt. Een zwarte merel
wordt opgeschrikt en rept zich op de vlucht
onder het roerloos purper van de hemel.
Het uur slaat zacht, net of een slaper kucht.
Uit: "Het oudste geluk "