Gent

Hier bonst het hart van Gent, alert aloud,
tegen het blonde filigraan van gevels
waarachter kamertjes en kemenaden
om zalig neer te zitten in zacht leder
en zonder haast de bladen om te leggen
van boeken met vergulde majuskulen.
Of naar muziek te luisteren die de webben
van langzaam deemster nauwelijks doet bewegen.
Ononderbroken staat het licht van buiten
gelijk een zilvervlies tegen de ruiten.

Uit: "Het sierlijke bestaan van steden "