Ik ben niet wie ik blijf 2
Met bévingen van bloesems in de kerken
van kerselaars en hoge hagendoren
bleef mij het voorjaar heilig toebehoren
voordat het zich terugtrok naar de verte.
Verdrietig bleef ik staan en zonder woorden
naar zijn onmogelijke weerkeer dringen
met handreikingen en herinneringen.
Al lang kén ik het land waarvan ik hoorde
toen in die tijd en alle jaren later
in avonden vol wind en waakzaam water.
Uit: "Dorp zonder ouders "