Nacht II
Een slaper die zijn arm verlegt.
Een zieke zet zich loom halfrecht.
Een kindje
in zijn sluimer zegt,
éénlettergrepig, woorden.
Een haan die gril de morgen kraait.
Een windvaan die haar huik verdraait
naar een balsturig noorden.
De nacht is een gestoorde.
Uit: "Tweegelui"