Moerbeke 4
De vissers in het riet verslonden
roken met dichtgeknepen monden.
Benedendijks aan hun voeten laten
zij onverwonderd het water praten.
Soms komt een zwarte gedaante even
snel en geruisloos langsgedreven.
Maar zij vinden die, tussen twee halen,
de moeite niet om op te halen.
Uit: "Ik adem mijn eigen aarde "