Duif

Een duif wiegt op haar tak naar evenwicht
en zit dan stil met enkel lucht erboven.
Pikt in haar donzen borst. De dag is over,
nauw merkbaar een verandering van licht.

Vanwaar komt zij, denk ik, heeft zij een nest,
een twijgenhuis, een veilig onderkomen
waarin zij, als de avond valt, zal wonen?
En is zij dan gevoederd en gelest?

Wij weten weinig van wie met ons leven.
Een kort bestaan, een maand lang of een jaar
in het verborgene of openbaar,
ons tot verheugenis of om het even.

Uit: "Het oudste geluk "