Middag

In een rond bekken laat de springfontein
ononderbroken rinkelstraaltjes vallen
die iets van koelte liegen in de palle
namiddagzon van het verdorde plein.

Geen andere beweging dan van water
gaat hier nog om. De handen vielen stil.
Vier duiven zitten roerloos voor hun til.
De honden dutten bij de stoel van slapers.

De luiken op de vensters gingen dicht.
Enkel de slag van drieën doet zich horen,
bijna verlegen, uit de klokkentoren,
zijn bovenhelft bestoven met oud licht.

Uit: "Het oudste geluk "