Het bezoek
Twee uren thuis zijn, rechtstaande spreken
uit de wolk van een sigaret,
haastig de hinderende stilte verbreken
blindlings gehoorzamend aan het teken
dat uit iedere hoek op mij let.
De kat in de kamer zien, vogels horen
tegen een achtergrond van wind,
kinderen plotseling toebehoren,
in hun spel, hun bouwspel verloren
met mijn eigen handen van kind.
De zondag voorbij het huis zien draaien
als de kleurprenten van een boek:
vertelsels lachen in lichterlaaie,
wolken hangen met vlaggen te zwaaien,
de tuin wordt een toverdoek;
zich losmaken langzaam en verholen
uit de windselen van het gesprek,
scheep gaan als verstekeling verscholen
op het schip van de nacht, in de holen
van de bergplaatsen onder het dek.
Uit: "Onverwachts onderweg "