Het dorp 1
Er is niets dan dit schreiend klagen
om een die eeuwig verloren is
en de duizend wenende vragen
van de wind in een vensternis.
Het gras bloeit boven de groeve
en stort zijn zaad in de wind:
uit het hout rond de smalle hoeven
klinkt helder een spelend kind.
De vogelen roepen verhalen
uit de hemel elkander toe:
(het zijn altijd de nachtegalen).
Maar de bloemen worden weer moe.
Onder een witte onsterflijke linde
slapen zijn hart en zijn stem.
Leg aan dat hart één beminde
nog: álles is dan bij hem.
Uit: "De moerbeitoppen ruischten "