Voorbij

Op honderd meter van mij
over het pad langs de beek
reden een rinklende rij
fietsers aan en voorbij,
haastig naar het mij leek
want de school was uit en zij
keerden naar huis terug,
ransels hoog op de rug.

Door windrukjes gehalveerd
beurtelings op en neer
klonken hun stemmen verward
soms onverstaanbaar hard
voornamen roepend, een kreet
die er verder niets toedeed
of de knal van een korte lach
plots als een gat in de dag.

Een ogenblik later was
er niets meer dan stilstaand gras.

Uit: "En het dorp zal duren "