Moerbeke 3
Niemand meer zijn dan het kind
dat ik was tussen dennen vol wind
en veertjes van blauwe fazanten.
Dat een nest in het okselhout vindt
met braambessenbloed aan zijn handen.
Dat onder het regenvat
van een druipende beukenboom zat
vol huiver en welbehagen.
Dat geen andere zorgen nog had
dan een zomer van zestig dagen.
Uit: "Ik adem mijn eigen aarde "