Ik ben niet wie ik blijf 5
Het land dat waait altijd. Boven de bomen
onzichtbaar baren waarop vogels glijden
als gladgeveerde spoelen die bij tijden
opstandig stilstaan in de tegenstromen,
daarna beschutting zoeken binnen heesters
vol wiptwijgen trapezen schommelwiegen
al ademloos geworden van het vliegen.
Beneden in een nauwelijks bewegen
het gras alom, bevende vederdossen
van varens aan de voorkant van de bossen.
Uit: "Dorp zonder ouders "