De lictor 1
De lictor is gereed. De blik gericht
naar de bloedwarme hals die hij moet treffen
wanneer hij straks de witte bijl zal heffen
die scherpgeslepen op zijn voorarm ligt.
Onaangedaan. Een dienaar die verricht
wat hem van hogerhand werd opgedragen,
hij kent geen twijfels, stelt zich ook geen vragen
bij het verblind volbrengen van zijn plicht.
De laatste dag wordt avond, als het licht
achter de cederbossen uit gaat doven
als viel een donker baldakijn van boven
over een onbestaande wereld dicht.
De lictor is een doorgewinterd doder.
Hij glimlacht, avondbrood en bed in zicht.
Uit: "Apostel na de Twaalf "