Requiem
Ik weet dat nu de hoge nachten ruisen
over den huize waar mijn moeder vecht
en waar zij, eenzaam in haar angst, zal luisteren
hoe zich de wind rondom de wingerd vlecht.
De sterren dringen door het helder raam
en listig maanlicht heeft de vloer beslopen.
Nu telt zij aan de tijd die zal verlopen
tot het verliezen van zijn lieve naam.
En welke wachten heeft zij uitgezet
wanneer haar zonen schreiend wederkomen?
Zij luistert in het ruisen van de bomen
met haar gevouwen handen op het eenzaam bed.
Uit: "De moerbeitoppen ruischten "