Begrafenis, vooroorlogs
In paradisum, - o ten paradijze
mogen de engelen de weg u wijzen, -
begon het lied van in de middengang,
een dun geluid van nauwelijks tien tongen
dat op het vierkant kerkplein voorgezongen
tegen de huizen vaart verkreeg, en klank.
Je hoorde van de langzaamgaande rijen
niets dan de schoenen over de kasseien
met af en toe een halfverstilde stem
en in de Drongendreef halfweegs gekomen
vernam je uit de rode eikenbomen
een onvergetelijk roerloos requiem.
Uit: "Moerbeke-Waas toen en thans "