De dag van eden 7
In memoriam matris
Je staat achter het raam zonder gezicht.
De notelaar met geverniste blaren
glanst van een zuiver en onwerelds licht
dat huiveringen legt over je haren.
Je draagt iets in je hand ik zie niet wat
een boek een brief een sjaaltje voor de winter
maar zeker iets dat ik vergeten had
en dat je je herinnerde daarginder.
Ik kom al moeder (bonzend van geluk).
Je hoort mij niet ik zie de grote blaren
achter je schouder schommelen en bedaren.
Maar op de drempel staat je voetafdruk.
Uit: "Onverwachts onderweg "