Sint-Niklaas-Waas
Terwijl ik toekeek en mijn tijd beleefde
veranderde de stad, wars en onwennig
als wie naar buiten komt met nieuwe kleren.
De hoekjes en de pleintjes die ik kende
(ach tederheden voor bewaarde plekken
beschut en toegedekt instandgehouden
onder het dichtgekropen mos van jaren)
ruimden de plaats voor kubussen en bunkers
en voor betonplateaus van wagenparken.
Twee kamers in een huis van honderd kamers
waren genoeg, en véél, voor een stil leven
met alle boeken die mijn liefde bleven.
Ternauwernood de hofmuur op en over
bereikten mij geruchten van daarbuiten, -
gelijk de golfslag op een binnenwater
even de oppervlakte kan beroeren.
Dicht bij mijn venster bloeiden rode rozen
bloeiden magnolia en oleander
gescheiden onafscheidbaar bij elkander.
Uit: "Het sierlijke bestaan van steden "