Steendorp

De kabouters zijn weg, de kobolden
die uit een konijnenpijp rolden
en de tortels sloopten de resten
van hun verregende nesten.

De fazanten zijn weg, de meneren
in hun prachtigzittende kleren,
de braambessenstruiken, de laren
vol fraaigefriseerde varen.

De kastanjes zijn weg, de gewelven
van lover dat praat bij zichzelve;
hun vallende takken breken
de zwarte spiegels der beken.

Uit: "Ik adem mijn eigen aarde "