Startpagina
Eigen werk
Vertaald werk
Over hem
Vorige pagina

Behaalde prijzen en onderscheidingen

1939
Derde prijs poëziewedstrijd van het tijdschrift Nederland voor het gedicht 'De Droomer' (pseudoniem F.P. Coupé)
1941
Prijs van het tijdschrift Nederland voor de novelle 'Dis al'
1942
Prijs van het tijdschrift Toerisme voor 'Vlaanderen voor Umbrië'
1943
Prijs voor Letterkunde van de provincie Oost-Vlaanderen voor 'De moerbeitoppen ruischten'
1950
Aanmoedingspremie van de provincie Brabant voor 'Herinnering en gezang'
1950
Prijs van de Vlaamse Poëziedagen te Merendree voor 'Alhambra'
1950
Prijs van het tijdschrift Vlaanderen voor 'Lezende De Vlaschaard'
1952
Prijs van de Vlaamse Poëziedagen te Merendree voor 'Het gedicht'
1953
Prijs van het tijdschrift Vlaanderen voor 'Assumptio'
1954
Prijs van de Vlaamse Poëziedagen te Merendree voor 'De Brug'
1956
Interprovinciale prijs voor Letterkunde voor 'Het land der mensen'
1957
Huldiging tgv de interprovinciale prijs op het stadhuis van Sint-Niklaas
1957
Huldiging tgv de interprovinciale prijs door het Davidsfonds van Sint-Niklaas
1957
Uitzending door de NIR van 'Het herdertje van Pest'
1962
Jan Boonprijs van Sabam voor T.V.-scenario's
1975
Eredoctoraat aan de Katholieke Universiteit van Leuven
1975
Viering in Sint-Niklaas tgv zijn titel 'doctor honoris causa'
1975
Viering in Moerbeke-Waas tgv zijn titel 'doctor honoris causa'
1975
Viering in het Sint-Jozef-Klein-Seminarie tgv zijn titel 'doctor honoris causa'
1975
Installatie als lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde
1975
Koopalprijs voor de Vergiliusvertaling
1977
Opname als lid van de Europese Eresenaat
1978
Prijs van de Scriptores Christiani voor 'Verzamelde gedichten' en het ganse oeuvre
1978
Bronzen erepenning van de Nederlandse Cultuurgemeenschap
1978
Viering in Sint-Niklaas door de Scriptores Christiani tgv de prijs toegekend in 78
1979
Gouden legpenning van de Plantin-Moretusprijs voor de luxe-editie van Vergilius
1979
Viering in Sint-Niklaas door de Wase verenigingen tgv zijn zestigste verjaardag
1980
Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie voor 'Dorp zonder ouders' (zie video Cobra )
1980
Joost van den Vondelprijs van de Stiftung FVS Hamburg voor het gehele werk
1981
Verkiezing tot Wase Figuur 1980 door de Wase Persclub
1981
Viering door het provinciebestuur tgv de driejaarlijkse staatsprijs
1981
Erepenning van de Marnixring
1986
Interprovinciale prijs voor Letterkunde voor het gehele werk
1987
Sabamprijs voor het gehele werk
1987
Driejaarlijkse Staatsprijs als bekroning van een literaire loopbaan
1987
SABAM-prijs voor dichtkunst voor het ganse oeuvre
1988
Ereburger van de stad Sint-Niklaas
1988
Prijs van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikt door min. Geens
1989
Prijs van De Standaard voor 'Liederen uit mijn landhuis'
1993
Gouden erepenning en oorkonde van de Vlaamse Gemeenschap
1993
Huldiging door het stadsbestuur van Sint-Niklaas tgv. 75 jaar en opening tentoonstelling
1993
Ere-deken van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond
1995
Presentatie van zijn werk aan de Poolse universiteiten Van Lublin en Warschau

 



Aanhef van de novelle Dis Al uit 1938





Alhambra

De rozen staan verpulverd in de nissen
en op de vijver draait een nenufaar
traag rond zichzelve. Valken duikelen naar
het haastig runenschrift der hagedissen.

Fonteinen waaien ruisend uit de lissen
eentonig zingend op éen dunne snaar.
Het diepe water maakt zich openbaar
tot in het mauwe rijk der edelvissen.

Hier kan men eeuwig naar legenden gissen
die groeien als een groene varenplant
schichtig en maatloos uit het ongewisse.

Maar slechts één helle roos ligt in mijn hand
brandend schier en bant de duisternissen
die ik hierwaart meevoer uit mijn donker land.

 






Het land der mensen


Ik lig in een landschap van heuvels alleen
met bloemen en water en gras;
de tijd liet mij los en liep ijlings heen,
nu ben ik een mosbed, een zwervende steen
of een vlijmscherpe splinter van glas.


Het water beneden maalt binnen zijn boord,
de bloem legt haar bloemenhart bloot;
als de wind herbegint is het glasvlak gestoord
met een snelle golf die vloeit blinkende voort
als de voorgolf, ineens, van de dood.

Met de laatste mens
is het laatste gesprek
op het zwijgen der dingen gestrand;
natuur graaft zich in onder herfstelijk dek,
de bomen staan naakt met een twijgenhek
voor een zeekim van zilver en zand.


Ik lig in de schoot van de heuvels alleen
en het licht van de zomer verdooft;
het water spoelt koud op zijn bodem van steen
en mijn hart, als van hoorn of elpenbeen,
stuwt zijn laatste bloed naar mijn hoofd.

 













 

Dorp zonder ouders

Overal gras en varens, ritselingen
van ongemoeide dieren in de mossen,
de bermen aan de zelfkant van de bossen
bol onderdak en dons van duivezwingen.
Onvatbaar eenzaam vlogen pluis en pluimen
en als een regen uit de hemel daalde
een bed omlaag van dunne dennenaalden.

De vogels uit hun dagelijkse ruimte
teruggekeerd glijden van allerwegen
de toeverlaat der ondertakken tegen.